|
Overheden die moeten beslissen of een groot (industrieel) project in hun regio wel door kan gaan, moeten daarbij nadrukkelijk de mogelijke gevolgen voor het milieu betrekken. Hoe dat precies moet, is – uiteraard – vastgelegd in een procedure. Die staat bekend als de milieueffectrapportage.
Dus als jouw onderneming betrokken is bij bijvoorbeeld de bouw van een nieuw windmolenpark (artikel), een fabriek, een spoorweg of een vakantiepark, dan kan het goed zijn dat hiervoor eerst zo’n milieuprocedure moet worden doorlopen. De overheid kan dan, naast andere afwegingen, de verwachte gevolgen voor het milieu meenemen bij het besluit of er groen licht komt voor het project.
Zoals gezegd is er voor het rapporteren over milieueffecten een hele procedure opgetuigd, met ook een heel eigen ambtelijke en specialistische terminologie. Daarom bekijken we het stap voor stap.
De regels voor de milieueffectrapportage zijn Europees opgesteld en zijn in Nederland vastgelegd in de Omgevingswet. Met die wet heb je als ondernemer vast wel eens te maken, als je bijvoorbeeld iets wil verbouwen aan je bedrijfspand of een inrit wilt aanleggen. Vaak is daar dan een omgevingsvergunning van de gemeente voor nodig. Op het online Omgevingsloket kun je checken of je voor een activiteit inderdaad een vergunning moet hebben.
Gelukkig hoef je lang niet voor alle omgevingsvergunningen ook de procedure van een milieueffectrapportage te doorlopen. Dat proces maakt het aanvraagtraject namelijk een stuk langer. Het zijn meer de industriële, grootschalige projecten of installaties waarbij flinke milieueffecten te verwachten zijn, die te maken hebben met een milieueffectrapportage. Welke projecten dit zijn, is beschreven in een bijlage bij het zogeheten Omgevingsbesluit.
Wie de categorieën naloopt, ziet dat het duidelijk niet gaat om een extra garagebox of een nieuw reclamebord op een winkelpand. Wél om bijvoorbeeld intensieve veehouderij, windparken, fabrieken, chemische processen, wegenbouw of afvalverwerking (artikel).
Het doorlopen van een milieueffectrapportage is in een aantal gevallen verplicht. Dat is in elk geval zo als het project in kolom 1 van de hiervoor genoemde bijlage staat én er een overheidsbesluit nodig is, zoals het afgeven van een omgevingsvergunning. In andere gevallen stelt de regelgeving de milieueffectrapportage niet meteen verplicht, maar mag er eerst beoordeeld worden of er zo’n traject nodig is.
Met deze digitale vragenlijst kun je een indicatie krijgen of je voor je omgevingsvergunning ook een milieueffectrapportage moet regelen. Een indicatie, want aan de uitkomst kun je geen rechten ontlenen. Bij twijfel is het dan ook raadzaam om navraag te doen bij de betrokken overheidsinstantie.
Dat zijn de routes naar een milieueffectrapportage in een notendop. Als onderneming kun je op verschillende manieren te maken krijgen met dit traject. Misschien ga je zelf een grootschalig industrieel project beginnen, maar je kunt ook toeleverancier of zakenpartner zijn bij een project waar zo’n onderzoek bij nodig is. Dan is dus de vraag: hoe gaat zo’n milieueffectrapportage in z’n werk?
De procedure kan heel uitgebreid zijn, maar niet alle stappen zijn altijd verplicht. In de kern moet de rapportage het ‘bevoegd gezag’ (dat kunnen onder meer de gemeenteraad, wethouders, Provinciale Staten of een minister zijn) helpen om een kwalitatief goed besluit te kunnen nemen, waarin het milieubelang een volwaardige plek krijgt. Het gaat daarbij om milieu in brede zin, dus naast gevolgen voor bijvoorbeeld water, bodem en lucht kunnen ook gevolgen voor gezondheid en archeologisch erfgoed meegewogen worden.
Een belangrijk onderdeel van de milieueffectrapportage is het milieueffectrapport*. Het is aan de initiatiefnemer van het project (bijvoorbeeld een onderneming) om dit rapport op te stellen of te laten opstellen door adviseurs.
Eventueel kan de initiatiefnemer aan het bevoegd gezag een notitie vragen met een beschrijving van de reikwijdte en het benodigde detailniveau van het milieueffectrapport. Dat is niet verplicht, maar kan zeker bij grotere, risicovollere projecten wellicht wel meer houvast bieden. Uiteindelijk wordt het milieueffectrapport een bijlage bij de aanvraag voor bijvoorbeeld de omgevingsvergunning voor het project.
Welke onderdelen er in elk geval in het milieueffectrapport moeten terugkomen is in regelgeving vastgelegd. Over de inhoud van het rapport zijn online dan ook wel globale beschrijvingen te vinden, zoals bij het Informatiepunt Leefomgeving, dat expertise heeft over onder meer de Omgevingswet. En ook in deze pdf-factsheet van de Commissie voor de milieueffectrapportage, die overheden advies kan geven in dit soort trajecten.
Maar het moet gezegd: het opstellen van een milieueffectrapport is erg specialistisch werk. Zo kan het zijn dat het rapport gevolgen moet beschrijven op het gebied van geluid en trillingen, bodemkwaliteit of archeologie. Waarschijnlijk geen zaken waar ondernemers zich dagelijks mee bezighouden, en dan ligt uitbesteden aan experts meer voor de hand. Zeker bij gevoelige projecten, als je de schijn van partijdigheid wilt voorkomen.
Om er een paar zaken uit te pikken waar het milieueffectrapport in elk geval op in moet gaan: uiteraard een beschrijving van het doel van het project en bijvoorbeeld de verwachte uitstoot tijdens de bouw. En natuurlijk het onderwerp uit de naam van het rapport: de milieueffecten.
Dat is een brede waaier aan thema’s, van de uitstoot van verontreinigende stoffen en geluidshinder tot aan afvalstoffen en risico’s voor de gezondheid. Het rapport moet bovendien de effecten op korte, middellange en lange termijn beschrijven. Verder moeten niet alleen de directe gevolgen aan bod komen, maar ook indirecte effecten op het milieu (zoals: de uitstoot bij de bouw leidt uiteindelijk mede tot klimaatverandering).
Verder wil het bevoegd gezag in het rapport graag lezen welke maatregelen er bij het project worden genomen om de gevolgen voor het milieu te verkleinen. Het Informatiepunt Leefomgeving (IPLO) noemt als voorbeeld het aanpassen van de bouwplanning zodat er buiten het broedseizoen van vogels wordt gebouwd.
Verder wijst het IPLO erop dat de informatie in het milieueffectrapport juist en volledig moet zijn. Het rapport moet een objectief verhaal vertellen en de milieueffecten eerlijk beschrijven. Volledig wil hier zeggen dat er genoeg informatie wordt gegeven ‘om het milieubelang volwaardig te kunnen meewegen in de besluitvorming’.
Het milieueffectrapport wordt dus samen met de aanvraag voor de vergunning ingediend bij de overheidsinstantie die moet gaan besluiten. Die instantie legt die aanvraag en het ontwerpbesluit op die aanvraag 6 weken ter inzage. Iedereen die dat wil, kan in deze periode een zogenoemde zienswijze indienen op deze documenten.
Na het ter inzage leggen neemt het bevoegd gezag uiteindelijk een besluit en maakt dat bekend. Daarbij moet de overheidsinstantie ook beschrijven op welke manier er rekening gehouden is met het milieueffectrapport. En welke maatregelen er worden genomen om de milieueffecten van het project te vermijden. Ook kan in het besluit terugkomen of en hoe er wordt gemonitord hoe de effecten in de praktijk zijn.
Voor dit hele traject geldt de ‘uitgebreide procedure’ uit de Omgevingswet, waardoor het bevoegd gezag 6 maanden mag doen over het besluit (terwijl voor een reguliere omgevingsvergunning de beslistermijn 8 weken is). Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit, kunnen dit nog aanvechten bij de rechter. Het doorlopen van de hele milieueffectrapportage kan dus om best wat zitvlees vragen. Maar daarna weet je als het goed is wel dat het milieubelang gedegen is meegenomen in de afwegingen en is er werkelijk groen licht.
*Beide termen verschillen dus welgeteld drie letters van elkaar. En om het nog makkelijker te maken wordt in bijvoorbeeld uitleg vanuit de overheid (en in de wet) het milieueffectrapport meestal afgekort als ‘MER’ en de milieueffectrapportage als ‘mer’. Om onnodige verwarring te voorkomen staan in dit artikel alleen maar de volledige termen.
Duurzaamheid in Bedrijf is een onderdeel van Rendement Uitgeverij.
Conradstraat 18
Unit E2.172
3013 AP Rotterdam
info@duurzaamheidinbedrijf.nl
010 – 24 33 9 33
KVK: 27181487
IBAN: NL24 INGB 0006 4159 44
BTW: NL 8079.64.712.B.01
Copyright Rendement Uitgeverij B.V., alle rechten voorbehouden, geen tekst- en datamining.
Gebruik van deze site betekent dat u onze algemene voorwaarden en ons privacy statement accepteert.