|
De science-based targets (afgekort SBT) grijpen terug op het Klimaatverdrag van Parijs. Dus even een kleine opfrisser: hoe zit het ook weer met dat akkoord? In dit verdrag hebben 195 landen in 2015 afgesproken om de opwarming van de aarde onder de 2 graden Celsius te houden. En liefst onder de 1,5 graad. Dit alles om de gevolgen van klimaatverandering te beperken.
Naast afspraken over financiële steun aan ontwikkelingslanden en over innovatie betekent dat ook dat elk land plannen moet maken om de CO2-uitstoot terug te dringen. Die staan bekend als ‘nationally determined contributions’, ofwel de nationaal bepaalde bijdrage per land. In Nederland is dit onder meer ingevuld met de maatregelen in het nationale Klimaatakkoord uit 2019.
De science-based targets voor CO2-reductie komen uit de koker van het Science Based Target initiative (SBTi), dat samenwerkt met onder meer de Verenigde Naties en het Wereld Natuurfonds. Het achterliggende idee is dat ondernemingen een belangrijke rol hebben bij het terugdringen van de CO2-uitstoot en het omvormen en moderniseren van de wereldeconomie, zodat die toekomstbestendig is en waarin de CO2-uitstoot tot een minimum wordt beperkt.
Daarnaast wil het SBTi dat deze acties van het bedrijfsleven gebaseerd zijn op wetenschappelijke inzichten. Bovendien moet er onderscheid gemaakt worden tussen ‘grote vervuilers’ en ondernemingen met een relatief lage uitstoot.
Al deze uitgangspunten zijn dus gecombineerd in de science-based targets voor het terugdringen van CO2-uitstoot. In feite wordt per onderneming bekeken wat de eerlijke bijdrage moet zijn in de CO2-reductie om de doelstellingen van het Parijs-akkoord te halen. Dit is een persoonlijke doelstelling, met oog voor de aard en omvang van de onderneming.
Zonder al te diep op deze berekening in te gaan: er is vastgesteld wat de bijdrage per land en per sector moet zijn in de CO2-reductie. Op basis daarvan valt ook te becijferen wat het aandeel van een individuele onderneming moet zijn. Het idee is dus dat de onderneming zo weet dat zij met de reductieplannen ‘voldoende’ doet om de eigen bijdrage te leveren aan het voorkomen van schadelijke effecten van klimaatverandering. Als namelijk alle ondernemingen hun persoonlijke doelstelling halen, is de maximale opwarming van 1,5 graad ook te halen.
Een science-based target valt dus te zien als een erkenning dat een onderneming verantwoordelijkheid neemt voor haar persoonlijke aandeel in de CO2-reductie. Maar het moet gezegd: het opzetten van zo’n doel heeft wel behoorlijk wat voeten in de aarde. In principe moet de onderneming namelijk zelf de berekening maken, op basis van richtlijnen en in vergelijking met een basisjaar.
Vervolgens kan de onderneming de doelen ter controle en verificatie voorleggen aan onafhankelijke experts van het SBTi (zie de site van het instituut voor een algemeen stappenplan). Pas als het instituut goedkeuring geeft, heeft de onderneming een stempel dat zij doet wat er verwacht mag worden. Die goedkeuring komt dan overigens ook op de SBTi-site te staan.
Er is weliswaar een versimpelde procedure voor het mkb, maar er moet nog steeds behoorlijk wat informatie aangeleverd worden. En de validatieprocedure kost ook geld.
Daarmee dringt de vraag zich enigszins op: waarom zou een mkb’er hiermee aan de slag gaan? Een belangrijk voordeel is dat een science-based target een eind kan maken aan discussie of een onderneming wel ‘genoeg’ doet, of voldoende ambitie toont. Een individueel berekend en goedgekeurd target geeft immers aan dat een onderneming CO2-reductie serieus neemt en haar persoonlijke steentje bijdraagt.
Dat komt de geloofwaardigheid dus nogal ten goede. En dat is op zich weer goed nieuws voor bijvoorbeeld het imago van de onderneming bij klanten en zakenpartners. Bijvoorbeeld ondernemingen die bezig zijn met beleid rondom de zogenoemde Sustainable Development Goals (SDG’s, artikel), kunnen een reductiedoel scharen onder SDG nummer 13. Die gaat namelijk over het tegengaan van gevolgen van klimaatverandering.
Met de CO2-reductie kan een onderneming dus ook stappen zetten met het behalen van de SDG’s. Want om de reductie te realiseren zal er ook duurzame energieopwekking (artikel) nodig zijn in de onderneming, en dat helpt weer bij een andere SDG.
Verder kan een onderneming dankzij een science-based target vast vooruitlopen op mogelijk strengere regelgeving vanuit overheden, om de Parijs-doelen te gaan halen. Dat kan een voordeel zijn ten opzichte van ondernemingen die er nog niet mee bezig zijn. En bij het uiteindelijk voldoen aan een reductiedoel kan kosten besparen en een aanjager zijn van innovatie binnen de onderneming. Dit alles kan dus leiden tot concurrentievoordelen.
Die voordelen zijn er mogelijk ook richting afnemers. Zoals ook al in andere artikelen gememoreerd: grote ondernemingen krijgen te maken met steeds meer dwingende regelgeving om te laten zien dat ze werk maken van vergroening. Leveranciers die kunnen aantonen dat zij hun duurzame zaakjes op orde hebben, kunnen dan in het voordeel zijn.
Dat beeld stijgt ook wel op uit diverse ‘case studies’ op de site van het SBTi. Zo vraagt kledingketen H&M leveranciers om zich te verbinden aan de reductiedoelen van de onderneming. Ook moeten leveranciers een stappenplan indienen voor hoe zij de uitstoot terugdringen, en dat plan wordt dan weer gekeurd door het duurzaamheidsteam van H&M.
Wel is het ook goed om te bedenken dat doelen stellen slechts een eerste stap is. Vervolgens draait het uiteraard om het waarmaken van het reductiedoel dat je hebt gesteld voor de korte en de lange termijn. Daarnaast is het ook nog goed om in het achterhoofd te houden dat het SBTi onderscheid maakt in verschillende ‘scopes’ voor de uitstoot. Kort gezegd gaan scope 1 en 2 daarbij over de (indirecte) uitstoot van de onderneming zelf en scope 3 over de uitstoot van de productieketen van de onderneming.
Het start dus met het in kaart brengen van de CO2-voetafdruk (tool) van de onderneming. En vervolgens moet er een plan komen om de uitstoot terug te dringen. Daarbij zijn allerlei oplossingen mogelijk, zoals het bedrijfspand vergroenen (artikel), groene energie of zelfs circulair ondernemen (artikel).
Duurzaamheid in Bedrijf is een onderdeel van Rendement Uitgeverij.
Conradstraat 18
Unit E2.172
3013 AP Rotterdam
info@duurzaamheidinbedrijf.nl
010 – 24 33 9 33
KVK: 27181487
IBAN: NL24 INGB 0006 4159 44
BTW: NL 8079.64.712.B.01
copyright © 2009 – 2024 – rendement.nl
Gebruik van deze site betekent dat u onze algemene voorwaarden en ons privacy statement accepteert.